Heidendom deel 1

Heidendom

zoals eerder vermeld, bij de Noormannen werd de houding van de mens ten opzichte van de godheid uitgedrukt door het principe "do ut des”. het kwam tot uiting in een offer om een ​​goddelijk wezen ertoe te brengen positief te handelen. Het relatief lage niveau van religieus bewustzijn droeg hieraan bij, dat in de Scandinavische samenleving in de vroege middeleeuwen de obedities de meest realistische vorm aannamen. Het feit trekt de aandacht, benadrukt door een grote groep onderzoekers, dat in Scandinavische talen de houding ten opzichte van de godheid werd beschreven met het woord biota (breng een bloedig offer). Deze vorm van aanbidding wordt door talloze bronnen bevestigd. Procopius van Caesarea, die in de 6e eeuw schreef, gaf een vrij gedetailleerde beschrijving van de offerriten. De informatie die erin staat over het brengen van mensenoffers is ook opmerkelijk. De betrouwbaarheid van dit account wordt bevestigd door de bevindingen van de skeletten, of hele menselijke resten uit de moerassen en moerassen van Sleeswijk-Holstein, Jutland en Scandinavië. Gewicht, die aan dit soort praktijken was gehecht, mag benadrukken dat ze in de 11e eeuw nog aanwezig waren. De kroniek van Adam Bremen komt uit deze periode, inclusief een verslag van religieuze ceremonies die werden gevierd in de tempel in het oude Uppsala. De kroniekschrijver noemt drie goden: Odin, Thora ik reya, er werden offers gebracht in geval van oorlog, moru en bruiloft. De hier aangegeven gebeurtenissen die de tussenkomst van hogere krachten vereisen, lijken significant te zijn. Het volgt uit de selectie, dat het doel van het slachtoffer beschermend of succesvol was.